donderdag 29 december 2011

Strips voor kinderen? 2

Waar in Nederland vaak gedacht wordt dat strips voor kinderen zijn, lijken in Turkije maar weinig kinderstrips gemaakt te worden. Er zijn wat jeugdtijdschriften die incidenteel strips publiceren gebaseerd op bekende tekenfilmfiguren. Er zijn vertalingen van Belgo-Frankische strips (Kuifje, Lucky Luke, Asterix) en Amerikaanse superheldenstrips. Maar strips voor kinderen van Turkse makelij zijn zeldzaam.

Yurdagün Göker in het karikatuurmuseum Istanbul ©tekening Joshua Peeters

Volgens Yurdagün Göker komt dat omdat (groot-)ouders geen strips kopen voor hun kinderen en de kinderen zelf meer geïnteresseerd zijn in games, televisie en internet. In zijn woorden klinkt iets door van de oude man die beweert dat vroeger alles beter was, maar enige waarde moet er toch aan gehecht worden. Göker heeft vroeger een tijd lang de kinderstrip Keloğlan geschreven en getekend.


Deze serie gaat over een jongetje dat allerlei avonturen beleeft ten tijde van het Sultanaat in Turkije. Hij reist ook naar het buitenland voor zijn fantastische avonturen. In enkele boeken die Göker ons liet zien waren ook science-fiction-elementen, vliegende schotels met buitenaardse wezens. De serie was redelijk populair, hij is ook in andere talen verschenen (onder andere in Duitsland, een land waar Göker ook 11 jaar gewerkt heeft). Toch hield Göker op met het tekenen en schrijven van de avonturen van het jochie met het ronde hoofd. De oplagen waren redelijk voor een kinderstrip, maar er bleek veel gedoe met de uitgever. Bovendien werd zelfs een onschuldige kinderstrip nog politiek gelezen. Göker ontving kritiek op zijn strip, van zowel de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum die betekenissen in de strip lazen die hij er niet in gestopt had. Uiteindelijk bleek het te veel moeite voor een te kleine beloning om de strip voort te zetten.
(aut. Joshua)


woensdag 28 december 2011

vrijdag 23 december 2011

Sjouwers

Om nog even terug te komen op de post van gisteren... in de straten van Istanbul kom je meerdere HeroTürken tegen. Die niet, zoals de helden van de nieuwe jeugdstrip, bij de gegoede klasse horen maar zich letterlijk omhoog moeten werken. En omlaag, over de steile hellingen, tussen de drukte door. Met niets anders dan hun spierkracht en transportgereedschap. Mannen, jongens soms.



donderdag 22 december 2011

Strips voor kinderen?

Zoals we eerder schreven is het overgrote deel van de strips die we in Istanbul vonden duidelijk op volwassenen gericht. Geheel anders dan de situatie in Nederland dus, waar de kinderstrip heel lang de markt heeft gedomineerd. Het medium strip zelfs nog steeds het imago aankleeft eigenlijk vooral ‘iets voor kinderen’ te zijn.
Struinend door boekhandels, in kiosken, bladerend door tijdschriften kwamen we in de stad amper kinderstrips tegen van eigen bodem. Want daar ging het ons om: wat wordt er tegenwoordig in Turkije gemaakt?
Zeker, veel mensen die wij spraken zijn met strips opgegroeid, maar dat was vertaald materiaal van Italiaanse makelij, van Franco-Belgische of de Amerikaanse superhelden. Vooral dat.
Op het hoe en waarom van dit verschijnsel moeten we nog de vinger leggen. Gegeven is dat Istanbul oktober 2011 ons slechts twee voorbeelden bracht van hedendaagse ‘made in Turkey’ kinderstrips.
Daarvan is de Sizinkiler-reeks van auteur Salih Memecan er één.
Hij tekent deze sinds 1991 in het ochtendblad Sabah, naast zijn dagelijkse politieke cartoon Bizimcity (ook te zien als korte animaties op ATV). Sizinkiler -in het Engels ‘Limon and Family'- is in de basis een humoristische gag-strook rond een kippenfamilie, maar tegenwoordig uitgebouwd met een gelijknamige website, merchandising en de eerste albums met langere verhalen.
bundel uit 2011


De tweede kinderstrip die we tegenkwamen is curieuzer, en nieuwer. Het gaat om HeroTürk. Initiatief van de journalist Fehmi Demirbağ die het naar eigen zeggen beu was dat Turkse kinderen op een diëet van westerse striphelden opgroeien, ze landseigen rolmodellen wil bieden en tegelijkertijd kennis van de nationale kultuur wil bijbrengen. 
Hoofdrolspelers in de beoogde serie zijn een gemengd clubje kinderen, onder wie de ‘hero’ ambasadeurszoon Eruğrul Ileri die over een traditioneel vest beschikt met magische krachten. De strip werd in september groots gelanceerd met een gelikte website en plannen voor een tv-serie, speelfilms en de nodige merchandising. Het idealistische deel zou verder tot uiting komen met het steunen van kinderhospitaals. In Istanbul kwamen we van dit alles niet meer tegen dan een HeroTürk strippocket. 
Of het project met zijn duidelijk nationalistische inslag maar vooralsnog weinig pakkende graphics gaat werken bij de Turkse jeugd zal de toekomst wijzen.


een antiquair vertelt HeroTürk over de herkomst van zijn magische vest
HeroTürk doet het vest aan om de misdaad te bestrijden

dinsdag 13 december 2011

Istanbul schetsen 5

© tekening Niela Bongers

Aan de Istiklal Caddesi zijn verscheidene consulaten gevestigd, onder andere het Nederlandse consulaat. Getuige de leeuwen op het hekwerk boven de entree voelt Nederland zich niet echt op z'n gemak in Turkije. 
In een zijstraatje bevindt zich -volgens het witte bordje naast de deur- de ingang van de 'visum afdeling'. Niet bepaald een gastvrije ingang...

zaterdag 3 december 2011

Istanbul schetsen 3

Het straatbeeld van Istanbul: heel veel winkels, heel veel auto's en heel veel mensen. De diversiteit is groot en niet te vangen in een paar plaatjes. Toch een poging de stereotypen eruit te halen. De winkels met hun rommelige gevels, het aanbod dat zich vooral uitdrukt in kwantiteit en uitstallingen op straat. Op de weg busjes, bestelwagentjes, auto's met een achterbak, een motor en, ondanks het drukke verkeer, een voetganger. Een auto met een achterbak lijkt daar de plek in te nemen die een stationwagon bij ons heeft: een gezinsauto met een zekere status. Stationwagons zie je daar overigens nauwelijks. Op straat of op de stoep lopen de mensen voor hun boodschappen, zaken of lol tussen de sjouwers en de verkopers.

tekening Ronald van der Heide ©

zaterdag 26 november 2011

Istanbul schetsen 2

tekening Ronald van der Heide
 In de hete zomermaanden zorgen de airco-installaties voor prettige koelte. Ze worden ergens op de gevel gemonteerd waar maar ruimte is. Tussen ramen (typisch: veel ramen worden afgeschermd met hekken) of bijvoorbeeld tussen een overvloed aan reclameborden.
tekening Ronald van der Heide
Belangrijk onderdeel van het sociale leven is thee drinken. Op straat zie je overal groepjes mannen thee drinken. En als de thee op is, blijven de kopjes en de krukjes achter.

donderdag 24 november 2011

Istanbul schetsen

tekening Ronald van der Heide 
Het straatbeeld van Istanbul is op het eerste gezicht redelijk vrij van logo's van grote (multinationale) bedrijven. Eén uitzondering is het logo van Turkcell, een telefoonmaatschappij. Dit logo, een figuurtje met twee antennes op het hoofd, kom  je veelvuldig tegen. Hier tegenover kom je in Taksim op de gekste plekken in dezelfde kleur geel gebalde vuisten tegen, tags van een graffiti-artist.

tekening Ronald van der Heide
Minaretten in verschillende soorten en maten. Links de minaret van de Nieuwe Moskee, midden en rechts twee minaretten in Taksim . De rechter, een minaret van de moskee aan het Taksim-plein, is een knutselwerk van metalen platen, en roept associaties op met een raket uit jaren '60 science fiction-verhalen.
tekening Ronald van der Heide
Simit: het ringvormige sesambrood. Wordt geleverd in manden met stokken, verkocht in typerende rode rijdende kraampjes en als tussendoortje op willekeurig welk moment van de dag gegeten.

woensdag 23 november 2011

Calligrafie

tekening: Albo Helm
Gespot in een calligrafie-werkplaats tegenover de Küçük Ayasofya in Istanbul. Links de platte houten calligrafiekammen en enkele borstels, rechts in een glazen bak pennen van stekelvarken, al of niet bijgepunt.

De neus van de sultan

De Turkse cartoonist heeft altijd te kampen gehad met door de overheid opgelegde censuur. Daar lopen de hedendaagse cartoonisten tegenaan, maar dat was vroeger niet anders. Tijdens de regeerperiode van sultan Abdülhamid II zou de censuur tot bizarre proporties groeien.
Tijdens de regering van Abdülhamid II verloor Turkije veel van haar land aan Rusland. In 1878 stuurde hij het parlement naar huis en begon hij Turkije als dictator te regeren, geholpen door zijn geheime politie. Hij verbood iedere openbare uiting over hemzelf, zijn sultanaat, het hof of de staat. Maar deze censuur ging nog verder. Omdat Abdülhamid II een hele grote neus had, verbood hij niet alleen woorden als ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘broederschap’, maar ook het woord ‘neus’ omdat wel eens een verdekte toespeling op hemzelf zou kunnen zijn. Deze verboden werkten binnen de Turkse staat, in deze periode worden er geen Turkse cartoons gemaakt. Maar in het buitenland probeerden de in ballingschap verkerende Jong-Turken Abdülhamid II weg te krijgen. Satire, en dus ook cartoons, waren veelgebruikte wapens om de sultan belachelijk te maken. En zijn neus heeft in al deze cartoons een prominente rol.
Neus 1: Anoniem, 01.03.1889 “Abdülhamid II”

Neus 2: Anoniem, 17.09.1908, “Abdülhamid II”

Neus 3: Anoniem, 14.05.1909. “Istanbuls grootste neus”
Er is wel betoogd dat de enorme neuzen die de latere Turkse leiders in cartoons vaak hebben een symbool zijn voor despotisme, afgeleid van de neus van Abdülhamid II. Dat lijkt mij te ver gezocht. Ook in Nederland en Frankrijk bijvoorbeeld komen karikaturen met grote neuzen veel voor in cartoons. Maar het valt niet uit te sluiten dat een Turkse lezer ook een associatie heeft met de neus van Abdülhamid II.
(aut. Joshua)
Neus 4: Ferruh Doğan, jaren ’50 20e eeuw. “De staat, dat ben ik”. Cartoon over de toenmalige Turkse Minister-President Adnan Menderes (1899-1961)

maandag 21 november 2011

Kenan Yarar & Onur Uysal


Het is 29 oktober, de 88e verjaardag van de republiek (“cumhürriyet”) Turkije. Er stonden allerlei festiviteiten op het programma, maar die zijn afgelast vanwege de recente aardbeving in Van. Wel hangen er overal -soms enorme- Turkse vlaggen, nog meer dan gewoonlijk.
We ontmoeten Kenan en Onur bij de metro-uitgang op het Taksim-plein, en lopen naar een zeer groot grand café (vier verdiepingen) aan de Istikal Caddesi, de grote winkelboulevard, waar we rustig kunnen praten. Koffie, (ijs)thee, grote ‘sandwiches’. Kenan neemt een groot stuk chocoladetaart, dat hij maar half opeet. De hele middag zitten we te praten, ook over strips en cartoons in Nederland. Een dubbelzijdig interview, noemt Onur het, al is dat een beetje overdreven. Onur vertaalt, soms probeert Kenan iets in het engels te zeggen, maar z’n engels is gebrekkig (en ons turks houdt ook al niet over). Aan het eind van de middag gaan we voor bier naar een café, pal tegenover de redactieburelen van Uykusuz.

Kenan
Kenan is als tekenaar begonnen bij Hibir. Later ging hij tekenen voor Lombak, daarna voor Penguen. Inspiratiebronnen voor hem zijn Manara, Bilal en vooral Moebius. Een Turkse inspiratiebron is Suat Gönülay, die hij bewondert zowel qua schrijven als qua tekenen, z’n manier van verhalen vertellen en z’n techniek. 
In de jaren 90 probeerde hij veel genres uit. Melankomik (1997) is een verzameling van z’n verhalen uit HBR, Hilal (2005), genoemd naar de hoofdpersoon, is een verzameling van verhalen uit Lombak. Momenteel tekent hij voor Penguen psychologische horror-strips, een lang lopende serie van korte verhalen. En hij werkt aan een nieuw album, met de werktitel iLive.
Kenan lettert zijn strips zelf, met de hand. Dat is ‘levender’ dan letteren met de computer, en bovendien veel sneller. Hij ‘kleurt’ ook zelf zijn verhalen, meestal in zwart/wit grijstinten - dat dan weer wel op de computer.
Hij maakt geen cartoons meer. Dat heeft hij in z’n Hibir-tijd wel geprobeerd, maar hij vond dat hij er niet goed in was/het eigenlijk niet kon.



Kenans verhalen ontstaan tijdens het schetsen. Hij schrijft niet eerst een verhaal uit. Vaak zit hij maar wat te tekenen en dingen uit te proberen, en dan ontstaat daaruit een verhaal. In zijn begintijd probeerde hij vooral ‘mooi’ te tekenen, en vond hij het verhaal niet zo belangrijk. Hij was de eerste 10 jaar van z’n carrière op zoek naar verhalen van anderen om te tekenen. Een scenarist kon hij echter niet vinden. Gaandeweg ontdekte hij dat een tekenaar niet alleen moet tekenen, maar ook verhalen moet kunnen vertellen. Tijdschriften betalen trouwens ook niet apart voor scenario’s, en eigenlijk alle strips in de tijdschriften zijn dan ook zowel geschreven als getekend door dezelfde persoon.
Om een boterham te verdienen met tekenen is het zaak binnen te komen bij een gerenommeerd tijdschrift. Kenan kan leven van z’n strips. Hij krijgt een salaris en het tijdschrift betaalt voor hem sociale premies en dergelijke. Het salaris wordt gebaseerd op het aantal pagina’s dat een tekenaar doorgaans levert. Bij ziekte ofzo wordt het salaris doorbetaald.
In principe ligt het copyright op tekenwerk bij de maker, behalve in de week dat het tijdschrift waarin het werk staat, verschijnt. Turkse stripboeken zijn bijna altijd verzamelingen van eerder in tijdschriften gepubliceerde verhalen.
Bundeling van strips in een boek gaat soms op initiatief van de tekenaar, soms op initiatief van de uitgever. Hilal bijvoorbeeld is bij een andere uitgever (Dogan) verschenen dan die van het tijdschrift waarin de verhalen stonden. Vormgeving van het boek wordt meestal betaald door de tekenaar; als het boek helemaal klaar is, betaalt de uitgever de drukkosten. De tekenaar krijgt doorgaans zo’n 15% van de opbrengst.

Kenan woont in het Aziatische deel van Istanbul (net als Onur trouwens). Hij is zeer ordelijk (aldus Onur), keurige flat, opgeruimd bureau, drinkt niet, rookt niet, geen drugs. Mensen die zijn werk kennen, snappen niet dat de maker ervan zo’n keurig en bescheiden mens is. Z’n muzieksmaak is ook al niet erg uitgesproken: lounge.
Ongeveer vijf jaar geleden was er veel commotie rond een strip van Kenan, een verhaal over een gezin van seriemoordenaars. Hij werd aangeklaagd voor het 'verstoren van de moraal van de Turkse familiestructuur'. Kenan was erg ongerust en van slag; zo’n affaire is niets voor hem. Hij wil geen gedoe om zich heen, hij wil alleen ongestoord en zonder iemand te storen z’n verhalen maken. De zaak werd uiteindelijk geseponeerd.

Onur
Onur leerde lezen met behulp van comics. Z’n moeder was lerares en stimuleerde dat. Hij denkt dat veel mensen van zijn leeftijd indertijd zo hebben leren lezen. Hij las veel cowboy- en andere avonturenverhalen, veelal vertaald uit het italiaans – Tom Miks, Texas, enz.
Onur is filmer, maakt momenteel een mockumentary over een actieheld in de Turkse filmindustrie. De grap is dat zowel Turkse actiehelden als de Turkse filmindustrie niet bestaan. Het project wordt dan ook gefinancierd met eigen geld. 
Hij is groot liefhebber van strips. Hij zou graag een enorme verzameling aanleggen, maar veel van wat hij goed vindt, is in Turkije niet te krijgen, en hij heeft er trouwens het geld ook niet voor. Daarom zoekt hij op internet en probeert hij te downloaden wat hij maar vinden kan. Hij is ook fan van Bill Hicks, overigens.
‘Onur’ klinkt als ‘honour’ en dat betekent het ook.

Strips in Turkije
Kenan voelt zich soms een beetje een ‘rockstar’, met een schare trouwe fans. Lange rijen fans (“duizenden”) bij boekenbeurzen, die komen voor een handtekening, een foto, een originele tekening. Natuurlijk heeft hij niet zo veel fans als popsterren, maar ze zijn wel heel trouw. Meer tekenaars hebben dat, maar niet veel. Een stuk of 5, denkt Kenan, maar al te veel striptekenaars zijn er volgens hem ook niet in Turkije, alles bij elkaar misschien een stuk of 25.
Eind jaren 90, begin deze eeuw stonden er veel meer langer lopende (vervolg)verhalen in de striptijdschriften. Nu zijn het veelal kortere verhalen, wellicht vanwege internet willen lezers sneller lezen en sneller het einde weten. Lezers hebben niet meer de concentratie en de tijd om te wachten op het vervolg, ze zijn ongeduldiger, alles moet sneller, het hele leven gaat sneller.

Kenan heeft nooit geprobeerd z’n werk in het buitenland gepubliceerd te krijgen. Hij denkt dat het te Turks is om in het buitenland aan te slaan. (Dat vindt Onur helemaal niet, integendeel, hij zit Kenan voortdurend op de huid om ’t te proberen en wil met alle liefde de verhalen in het engels vertalen.) En, zegt Kenan, de tijdschriften waarin de verhalen zijn gepubliceerd, hebben het niet graag: ‘they own the artist’, en zijn werk. Tekenaars werken zelden voor meerdere tijdschriften, hooguit voor een weekblad en een maandblad, en dan nog meestal uit dezelfde stal.
Veel mensen in Turkije, betoogt Onur, zijn überhaupt niet geïnteresseerd in het buitenland, ze zijn druk met hun leven in Turkije en met wat ze proberen op te bouwen. ‘Als je zo nodig in het buitenland wilt publiceren, ga daar dan naartoe en kom niet meer terug,’ vinden velen. Daarnaast, veel Turken zijn voortdurend aan het rekenen, en denken bij van alles ‘wat kost dat’, ‘hoeveel is het waard’ - bij wat ze in een winkel zien, maar bijvoorbeeld ook als ze gewoon ergens een kamer binnenkomen en naar het meubilair kijken. Als Kenan in het buitenland zou publiceren, gaan mensen om hem heen allicht denken ’wat zal hij daarmee wel niet verdiend hebben?!’ Daar moet hij niets van hebben. Hij wil gewoon rustig z’n werk maken, zonder praatjes achter z’n rug.

Kenan is bezig een vereniging te vormen van tekenaars, schrijvers, filmers, met name in het Scifi/Fantasy genre. Om elkaar te ondersteunen en te kunnen profiteren van elkaars netwerk om dingen van de grond te krijgen. Maar ook om samen sterker te staan, bijv. ten aanzien van copyrights.
(aut. Niels)

maandag 14 november 2011

Gesprek met M.K. Perker

tekening: Niels Bongers

Ontvangt ons hartelijk in zijn kamer op de redactie van LeMan en heeft alle tijd, want even geen deadline voor LeMan. Hij is net klaar met het inkten van een pagina voor een Amerikaanse comic, de pagina moet nog drogen. Later is hij even weg om de pagina naar Amerika te faxen. Hij stelt zich voor als M.K.. Laat (zowaar lekkere) Turkse koffie komen, omdat dat “een goede smoes is om er zelf ook nog een te nemen”, later gevolgd door gewone koffie. Rookt veel, de as gaat in een asbak, peuken in een bekertje water.
Aan de muur een groot portret van Ogüz Aral (oprichter van Girgir en godfather van de huidige strip/cartoonbladen), dat ook in Harakiri #1 stond. “Onze Ataturk” noemt M.K. hem. Ook een poster van Moebius. Is hij fan van, heel lang al - zijn werk was goed verkrijgbaar in Istanbul, ook in vertaling. Uit een grote kast met brede laden laat hij tekeningen zien, m.n. illustraties, zwart/wit, inderdaad in Moebius-achtige stijl, erg mooi. Ook een paar strippagina’s, onder andere uit Harakiri. Tekent kennelijk op groot formaat. Later legt hij uit dat hij zorgvuldig omgaat met z’n originelen, al doet de grote la anders vermoeden. Na enige tijd neemt hij ze mee naar huis om ze netjes op te bergen. Bovenop de kast ligt een ongeordende stapel papier. Originelen van zijn kamergenoot Bahadir Boysal (die na een uurtje binnenkomt en aan z’n bureau gaat zitten; zegt geen boe of ba), die bij een overstroming ernstig waterschade hebben opgelopen. 
cartoon pag.3 LeMan #1031 M.K.Perker

Als kind las M.K. buitenlandse comics (Turkse waren er niet) - de cowboy-series Tom Miks en Texas waren zodanig een begrip dat comics werden aangeduid als ‘tommixes and texasses’. Maakte als kind al een wekelijks magazine dat hij aan z’n familieleden verkocht, met strips en politiek, en zelfs een tv-pagina - die hij uit een krant knipte. Hij is geboren in 1972 aan de Europese kant van Istanbul, en opgegroeid aan de Aziatische kant.
Hij kon wel goed tekenen. maar was niet goed in het bedenken van cartoons. Toen hij vijftien was, presenteerden zijn ouders hem en z’n portfolio met tekeningen bij de grote Aral, die wel wat in hem zag. Aral schreef -dat was z’n gebruikelijk manier- op een vel papier “50.000” (oude lira’s) en z’n handtekening (“Ogüz”). Daarmee moest M.K. naar de kassier van Girgir om vooruit betaald te krijgen voor vijf tekeningen. Later vroeg M.K. aan Aral of dat niet een erg grote gok was, aangezien hij er zonder tegenprestatie met het geld vandoor had kunnen gaan. “In dat geval”, zei Aral, “raak ik 50.000 kwijt en jij een carriere”. In 1989, op z’n 16de, kreeg hij een baan bij Girgir, met salaris.
In 1995 reisde M.K. naar New York om te proberen daar voet aan de grond te krijgen. Hij ging op de bonnefooi met een portfolio langs bij Mad, in een torenflat waar ook DC Comics was gevestigd. De portier vroeg of hij een afspraak had, maar dat begreep hij verkeerd en hij noemde de naam van Mad-tekenaar Aragones, die hij bewonderde (en die aan de westkust woonde, en op dat moment helemaal niet in New York was). Daarop liet de portier hem door. Aldus kreeg hij tegen alle regels in de gelegenheid zich te presenteren, maar het leidde tot niets. Na zes maanden had hij nog steeds geen werk en keerde hij terug naar Istanbul.
In 2001 probeerde hij het opnieuw, en toen lukte het wel. Als lid te zijn aangenomen bij de Society of Illustrators hielp daar zeker bij. Hij tekende series voor DC Comics (maar alleen wat hij echt de moeite waard vond; hij kreeg eerst het aanbod te tekenen aan superheldenstrips, maar heeft een hekel aan dat genre) en illustraties voor o.a. de New York Times en The Newyorker. Woonde tot februari 2011 in New York, maar bleef bewust ‘in twee werelden leven’. Al hoefde het niet voor het geld, hij bleef in Turkse bladen publiceren.
M.K. kleurt zijn strips zelf, op de computer, met alleen wat basiselementen van Photoshop. Schetsen doet hij veel, om ingevingen vast te leggen en dingen uit te proberen. Je gaat niet vooruit door te doen wat je al kunt, maar door te doen wat je nog niet kunt, zegt hij. En: neem nooit genoegen met iets dat beter kan. Al is ’t een uur voor de deadline, als hij niet tevreden is, begint hij opnieuw. Hij laat ons een “schetsboek” zien, dat eigenlijk uitsluitend helemaal uitgewerkte tekeningen bevat. Erg mooi, maar het lijken geen schetsen, eerder losse tekeningen die niet direct voor publicatie gemaakt zijn. Hij heeft acht boeken op zijn naam staan, twee in Turkije, de andere in Amerika. Zijn zwart/wit ‘graphic novel’ Insomnia Café (verschenen bij Dark Horse) is een aanrader.
Insomnia Cafe, 2009 uitg. Dark Horse USA
Masal Mafya van M.K. (hier Kutlukhan) Perker, 2000, uitg. Çinar, Istanbul

Sinds zijn terugkeer naar Istanbul is M.K. bij LeMan ‘editor’ van de pagina’s 2 en 3 (en van het omslag), de pagina’s waarop actuele cartoons verschijnen. Hij overlegt voortdurend met hoofdredacteur/eigenaar Tuncay Akgün (ook wel: “upstairs” geheten - Tuncay zit daadwerkelijk een verdieping hoger in het LeMan-gebouw). M.K. maakt de opzet van deze twee pagina’s, kiest de grappen uit, en wijst deze toe aan de tekenaars, in de regel aan een ander dan degene die de grap bedacht heeft. Hij tekent zelf ook mee aan deze pagina’s. In de nacht van zondag op maandag slaapt hij tussendoor 1 à 2 uur, op een bank in de redactieburelen. Aan het begin van de maandagmiddag is het blad klaar en gaat het naar de drukker. De rest van die middag werkt hij aan z’n Amerikaanse comic - vanwege het tijdsverschil komt dat precies goed uit. Maandagavond zijn alle deadlines gehaald en dan slaapt hij een uur of twaalf aan een stuk. (Hij heeft geen kinderen en daar dus ook helemaal geen tijd voor...)
De ‘crisisomstandigheden’ voor het vervaardigen van de pagina’s 2 en 3 is traditie. Tekenaars als hijzelf, die meer hechten aan mooie tekeningen, beginnen wel eerder, maar veel cartoonisten hechten aan de druk van het last-minute werk, en hun tekenstijl laat dat ook toe. De tekenaars van het blad vormen een team, maar ze zijn ook elkaars concurrenten, om wie de beste strips en cartoons maakt. 
Begin dit jaar startte M.K. samen met een aantal andere tekenaars van LeMan het maandblad Harakiri. De overheid viel over het tweede nummer -omdat het verderfelijk voor de jeugd zou zijn en aan zou zetten tot overspel- en haalde alle exemplaren terug uit de kiosken. De kosten van die operatie à 150.000 lira werden verhaald op Harakiri, net zoals verkeersboetes direct verhaald worden op de overtreder, zonder tussenkomst van een rechter. Bij een weekblad was deze gang van zaken minder desastreus geweest. Aangezien een weekblad aan het eind van een week sowieso de onverkochte exemplaren terughaalt bij de kiosken, had zo’n gebod van de overheid hooguit betekend dat het terughalen wat eerder had gemoeten - en de week erna ligt het nieuwe nummer alweer in de kiosken. Waarom Harakiri werd aangepakt is M.K. niet duidelijk. Zo erg waren de twee omstreden cartoons (één van Boysal overigens) nu ook weer niet, zeker niet in vergelijking met wat soms in de wekelijkse bladen verschijnt. Vanwege het ingrijpen van de overheid is Harakiri na het tweede nummer gestopt. Er wordt nog overwogen een rechtszaak tegen de overheid te beginnen vanwege de boete en gederfde inkomsten – daar studeert een advocaat nog op.

uit Harakiri #1

uit Harakiri #1

Een paar terzijdes:
De gele steunkleur, die op cartoonpagina’s in verschillende bladen overheerst, werd indertijd door Aral gekozen voor Girgir. Vond hij een mooie kleur en hij kon tenminste zeggen dat het blad ‘in kleur!’ was. Latere bladen kregen meerkleurendruk, maar Girgir bleef geel/zwart, ter onderscheiding van die andere bladen en als zweem van underground. Sommige bladen in de Girgir-familie hielden om die reden ook de steunkleur geel aan.
Copyrights “bestaan niet” in Turkije, stelt M.K., maar het is niet netjes om zonder toestemming of betaling van de auteur werk opnieuw te publiceren. Dat gebeurt echter wel. Bijvoorbeeld het ‘nieuwe’ Girgir herpubliceerde tot voor kort strips die voor de oorspronkelijke Girgir zijn gemaakt.
Er staat in de strip/cartoonbladen nauwelijks tot geen werk van buitenlandse tekenaars. Vroeger in Girgir stonden wel eens buitenlandse series (Flippie Flink bijvoorbeeld). Buitenlandse strips passen niet zo bij het Turkse publiek, denkt M.K.
(aut. Niels)

zondag 13 november 2011

Bayan Yanı op boekenbeurs Istanbul

Zaterdag 12 november begint de Istanbul Kitap Fuari, een grote boekenbeurs die in de loop van het jaar ook in andere grote steden van Turkije wordt gehouden. Uitgevers van strips maken er een gewoonte van hier stands te huren. Bij uitblijven van de bij ons bekende stripbeurzen is dit de gelegenheid waarop Turkse striplezers hun favoriete tekenaars kunnen ontmoeten.
LeMan presenteert hier voor het eerst vrouwenstripblad Bayan Yanı, en haar patrone/mascotte Örendayan, de gebreide spinnenvrouw.

foto: Başak Unal

Bayan Yani op Facebook

dinsdag 8 november 2011

Katten strips


In een stad die zo vergeven is van katten is het niet vreemd dat ze ook in strips opduiken, er hoofdfiguren in worden zelfs. 
Neem Vicdan van stripveteraan Ilban Ertem. De zeer elegante 'Franquin-achtige' verhalen uit de oude Girgir nu opnieuw uitgebracht door Mürekkep:




Of de Kwade Kat Şerafettin van Bülent Üstün, een half mens-half katachtige Garfield-pastiche die een oude volksbuurt van de stad onveilig maakt. Deze verhalen verschenen eerder in L-manyak en Lombak:. Dit jaar publiceerde Üstün de energieke reeks Gittin gideli bebek! in Uykusuz weekblad.




zondag 6 november 2011

Abdülcanbaz

In dit antiquariaat, op onze voorlaatste dag in Istanbul vonden we dit stripboek:

In 1957 startte cartoonist Turhan Selçuk (1922-2010) in dagblad Milliyet een stripserie rond de Istanbul gentleman Abdülcanbaz. Begonnen als Turks antwoord op de toen immens populaire buitenlandse strips, groeide Abdülcanbaz in de loop van twintig jaren uit tot ware volksheld. In 1991 verscheen er bij de Turkse PTT zelfs een postzegel van hem.

Abdülcanbaz officiële website (met 11-11-11 wallpapers!)
Abdülcanbaz op Facebook

zaterdag 5 november 2011

Schimmenspel

"Hé Karagöz, wat is er aan de hand?" "Dit is vrijheid binnen de regels van de wet, Hacivat!"
 
Een van de eerste Turkse politieke cartoons. Van tekenaar Nişan Berberyan in het tijdschrift Hayal (1876), waarvoor uitgever/schrijver Teodor Kasap tot drie jaar gevangenis werd veroordeeld. 
De figuren in de cartoon, Karagöz (= Zwartoog) en Hacivat (= Cevat de Pelgrim), zijn ontleend aan het Turks schimmenspel uit de Ottomaanse periode.
Je kunt ze nu nog voor een paar cent vinden in speelgoedwinkels.